Verken het museum

Binnen in het museum waan je je direct in het begin van de vorige eeuw, rond 1900. Het museum bestaat uit verschillende ruimtes en elke ruimte verbeeldt een thema. Van een huiskamer en een drukkerij uit 1916 op de begane grond tot o.a. een schooltje op de eerste verdieping. Het museum is goed toegankelijk voor bezoekers in een rolstoel.

Het museum bevat talloze historische objecten, die door de de jaren heen zijn verzameld en sindsdien zorgvuldig worden bewaard en in diverse vitrines tentoongesteld worden.

De woonkamer

Het museumgebouw bestaat uit drie delen. Het rechter deel, waar de woonkamer zich in bevindt is in feite het vroegere armenhuisje dat stond in de Gasthuisstraat. Het middengedeelte is de Teekenschool in de Grote Braak en links is een vroegere werkplaats. De gebouwen hebben in Oosterhout gestaan, zijn daar afgebroken en hier in het museum weer opgebouwd.

De woonkamer is ingericht als een woonkamer uit de tijd rond 1900, met bedstee en keukenhoek. De bedstee is 2-persoons. Aan het hoofd- en voeteneinde zijn planken voor het opbergen van beddengoed en nachtkleding. In zo’n woonkamer in Brabant woonde vaak een gezin met 6, 8 of 10 kinderen. Ook opa en oma woonden vaak in bij een van de getrouwde kinderen. Opa stookte de kachel en rookte zijn pijp, sigaar of pruimde zijn tabak. Oma deed het verstelwerk.

De plattebuiskachel was typisch voor Brabant. De kachels in Brabant waren meestal eenvoudig en zwart. In ons museum staat een Vlaamse plattebuiskachel, een zgn. “Leuvense Stoof”. De Vlamingen waren rijker dan de Brabanders en deze kachel is dan ook mooi versierd met emaille en zelfs een oventje.

Voordat er elektriciteit was, had men een gaslamp of zoals boven de eenvoudige ronde eettafel een olielamp.

Drukkerij uit 1916

Deze ‘historische’ drukkerij is het erfgoed van twee drukkerijen uit Geertruidenberg.

Sinds 1450 kent men al de methode Gutenberg. De handzetter pakt de loden letters uit de letterkast en plaatst ze in een zethaak.Later kwam de regelzetmachine. Het tijdrovende werk van het terugleggen van de loden letters is dan niet meer nodig. Na de letterzetter gaat de drukker aan het werk. Hij plaatst het zetsel in een insluitsteen in een drukraam.

We zien verschillende machines. Een ervan is de kniehevelpers uit 1823 en een gietijzeren traphand-degelpers. Elke tweede en laatste zondag van de maand is de drukker aanwezig. Hij vertelt over het bijzondere ambachtelijke werk en kinderen mogen hun eigen naamkaartje drukken.

De burgemeesterskamer

Het meubilair is het originele burgemeestersmeubilair van Burgemeester Ridder de van der Schueren. (1918- 1943)

Achter aan de wand zien we de foto’s van alle burgemeesters vanaf 1824. Er ontbreekt 1 foto, namelijk die van Burgemeester Mertens. Dat was een NSB Burgemeester tijdens de oorlogsjaren. Zijn foto is daarom in het museum, maar ook in het gemeentehuis weggelaten.

Het schooltje

In Oosterhout waren aparte lagere scholen voor jongens en meisjes. Het klasje in het museum is een meisjesklas, met een non, een zuster Fransiscanesse uit Dongen. De meisjes zitten op schoolbankjes met inktpotjes. Ze schreven met een kroontjespen en met inkt. Eerder schreven ze met een lei op een griffel. De jongens kregen les van de broeders van Huijbergen. In de klas hingen landkaarten en afbeeldingen met bijbelse voorstellingen. In de vitrine bij het schooltje zie je een telraam en een Abacus. Die gebruikte men bij het rekenonderwijs. Voor de taallessen gebruikte men het leesplankje. Bij het openbaar onderwijs was dit een ander plankje dan bij het Katholieke onderwijs.

Met de letterdozen leerden de kinderen spellen en met het lesmateriaal van Maria Montessori leerden de kleuters vormen en kleuren.

Huisvlijt

Rond 1900 had men geen televisie. Vrouwen besteedden hun tijd dan ’s avonds aan allerlei bezigheden waar ze overdag geen tijd voor hadden. Ze verstelden kleding, haakten, breiden en sommige dames beoefenden oude handwerktechnieken als kantklossen en frivolité werk.

Met een spinnewiel kon men zijn eigen garens spinnen en met een weefgetouw kon men eigen stoffen wegen. Het was een heel karwei om de draden die van voor naar achter lopen op het weefgetouw te spannen. (“Schering en Inslag”.)

Vrijetijdsbesteding van de mannen bestond uit figuurzagen, hout-inlegwerk (Marqueterie), en verzamelen van onder andere postzegels, munten en sigarenbandjes.

De Roomse hoek

Oosterhout kent een rijk kloosterleven door de aanwezigheid van drie kloosters aan de Heilige Driehoek. (Benedictinessen, Norbertinessen en Chemin Neuf, voorheen Benedictijnen).

Rond 1900 drukte de pastoor een groot stempel op het gezinsleven en op de grootte ervan. Het kerkleven nam een belangrijke plaats in. Kerken zaten op zondag altijd vol. Door de week gingen de kinderen nog voor schooltijd naar de kerk. De non, broeder of jus en meester hielden het kerkbezoek bij en vermeldden dit op het rapport. Veel jongens waren als misdienaar hulpje van de pastoor. Ook het misje spelen was in die tijd niet ongewoon. Regelmatig leidde dit tot priesterroeping.

Vier jaargetijden in diorama’s

Het dagelijks leven rond 1900 uitgebeeld met zo’n honderd poppen in de vier seizoenen. Je ziet hoe mensen in die tijd gekleed gingen en hoe ze hun werk gerelateerd aan de jaargetijden uitvoerden en wat ze deden om zich te vermaken. Het leven speelde zich veel buiten af.

Heilige Communie

De vitrines

Communicatie